Protocol ongewenst gedrag

Judo Rotterdam-Overschie

Protocol Ongewenst Gedrag

Richtlijnen bij ongewenst gedrag bij vereniging Judo010 te Overschie

Intro

Bij activiteiten van onze vereniging komen jonge en oudere mensen voor hun plezier en met sportieve doelstellingen bijeen. Het bestuur voelt zich verantwoordelijk voor het realiseren van een prettig en veilig sportklimaat. Toch kunnen er situaties ontstaan, waarin er sprake is van ongewenst gedrag.

Ongewenst gedrag

(definitie NOC*NSF)

Naast de onderstaande definitie van NOC*NSF verstaan we binnen onze vereniging naast seksuele intimidatie ook pestgedrag onder ongewenst gedrag.

Dubbelzinnige grapjes, onverwachte aanrakingen en pin‐ups in de kleedkamer kunnen als intimiderend worden ervaren. Ook ondubbelzinnige, strafbare vormen van seksueel misbruik, zoals aanranding en verkrachting, vallen onder seksuele intimidatie. Dergelijke vormen van seksuele intimidatie beginnen vaak met ‘onschuldige’ vormen van intimidatie. Intimidatie is vaak het begin van seksuele intimidatie.

Seksuele intimidatie is elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, non‐ verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren. Seksuele intimidatie kan voorkomen tussen sporters onderling, tussen kader onderling en tussen sporters en kader. Het is een breed begrip.

We spreken van pestgedrag als iemand regelmatig en systematisch bedreigd en geïntimideerd wordt. Pesten is een vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend en zeer bedreigend.

Machtsverschillen

Seksuele intimidatie komt het meest voor in relaties waarbij sprake is van een machtsverschil. Dat machtsverschil kan te maken hebben met leeftijd (volwassene tegenover kind), positie (trainer tegenover sporter) of getal (groep tegenover eenling).

Pesters zijn vaak de sterkeren in een groep. Zij zijn of lijken populair maar zijn dat uiteindelijk niet. Ze dwingen hun populariteit af door stoer en onkwetsbaar gedrag. Van binnen zijn ze vaak onzeker en ze proberen zichzelf groter te maken door een ander kleiner te maken.

Ten behoeve van de preventie en de aanpak van dergelijke situaties zijn richtlijnen opgesteld. We hopen dat van deze richtlijnen een preventieve werking zal uitgaan. Verder zullen deze richtlijnen bijdragen aan het op een correcte manier reageren op ongewenst gedrag binnen onze vereniging

De verantwoordelijkheid van de begeleider

Naast een sportieve taak heeft een begeleider (lees: (assistent)trainer, coach, manager) ook een (weliswaar gedeelde) opvoedkundige opdracht. De begeleider is medeverantwoordelijk voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de (jonge) sporter en voor diens ontwikkeling naar zelfstandigheid. Daarbij moet de begeleider zelf de persoonlijke grenzen van de sporter respecteren en de grenzen van professioneel gedrag niet overschrijden. Ook moet een begeleider de sporter ondersteunen in het zelf stellen van grenzen naar anderen toe.

‘Mag ik ze dan geen aai meer over hun bol geven?’

De omgang tussen mensen en het lichamelijke contact bij het sporten laten zich niet tot in detail regelen. Dat is ook niet de bedoeling van de gedragsregels. Lichamelijk contact kan functioneel zijn en een ‘aai over de bol’ kan motiverend en prettig zijn. Aanrakingen en bijvoorbeeld het geven van complimentjes moeten in de sport geen taboe worden. De gedragsregels zijn richtlijnen voor de begeleider, waarmee (seksuele) intimidatie kan worden voorkomen. Ze geven de grenzen aan van het handelen. Ze fungeren als toetssteen voor het gedrag van begeleiders en sporters in concrete situaties. Ze nodigen uit tot nadenken en discussiëren over het eigen handelen en dat van anderen in de sportomgeving.

Pesten is onacceptabel en vraagt om een duidelijke en krachtige reactie van de begeleider. Wanneer een begeleider pestgedrag signaleert wordt er van hen verwacht dat zij hierop adequaat reageren en melding doen aan de contactpersoon om hulp en overleg in gang te zetten.

Ongewenste intimiteiten

Er bestaan vele uitingsvormen van ongewenste intimiteiten. Ongewenste intimiteiten uiten zich in gedrag, dat in strijd is met de sociaalethische moraal. Als voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag kunnen worden genoemd:

  1. ingaan op avances of gedrag met verliefdheidverschijnselen;
  2. ongewenste/onnodige aanraking;
  3. het verbaal scheppen van een seksueel/erotisch geladen sfeer;
  4. zich tegen een ander aandrukken of sterkere vormen van aanranding.

Pestgedrag

Er bestaan verschillende vormen van pestgedrag:

Met woorden: vernederen, belachelijk maken, schelden, dreigen, met bijnamen aanspreken, gemene briefjes, mailtjes, sms‐jes schrijven.

Lichamelijk: trekken aan kleding, duwen en sjorren, schoppen en slaan, krabben en aan haren trekken, wapens gebruiken

Achtervolgen: opjagen en achterna lopen, in de val laten lopen, klem zetten of rijden, 

Uitsluiting: opsluiten, doodzwijgen en negeren, uitsluiten van feestjes en bij groepsopdrachten

Stelen en vernielen: afpakken van kledingstukken/sportkleding, banden lek prikken, fiets beschadigen

Afpersen: dwingen om geld of spullen af te geven, het afdwingen om iets voor een de pester te doen.

Uitgangspunten / Gedragsregels

Niemand mag activiteiten binnen het verband van onze vereniging gebruiken voor doeleinden van eigen nut en/of bevrediging, die in strijd zijn met de integriteit van anderen. Vooral ongewenste intimiteiten en pestgedrag van welke aard dan ook worden onder geen beding getolereerd. Het NOC*NSF heeft hiervoor de “Gedragsregels ter preventie van seksuele intimidatie” opgesteld, waaraan iedereen zich altijd moet houden.

Richtlijnen

In dit protocol zijn een aantal richtlijnen en afspraken opgenomen ten behoeve van:

  1. technische‐ en organisatorische kaderleden van onze vereniging
  2. leden van onze vereniging en/of hun wettelijke vertegenwoordigers

In dit protocol staan afspraken en daaruit voortvloeiende handelwijzen voor situaties waar sprake is van ongewenst gedrag of een vermoeden daarvan. Indien de beschreven handelwijze van dit protocol wordt gevolgd, kan een en ander uiteindelijk leiden tot een uitspraak van het bestuur met mogelijke sancties tegen de pleger. In de tekst worden personen beschreven in de mannelijke vorm. Dit protocol is echter van toepassing op zowel mannen als vrouwen.

Preventie

Het bestuur verplicht alle kaderleden zich te gedragen naar de “Gedragsregels ter preventie van seksuele intimidatie”, zoals opgesteld door het NOC*NSF. Het bestuur zal personen, die veroordeeld werden voor handelingen in strijd met deze gedragsregels, weigeren voor een functie of taak binnen de vereniging. Alle kaderleden alsmede de bestuursleden beschikken over een verklaring goed burgerschap.

Vertrouwenscontactpersoon en Vertrouwenspersoon

Voor het uitvoeren van taken in het kader van dit protocol stelt het bestuur een vertrouwenscontactpersoon en een vertrouwenspersoon aan. De vertrouwenscontactpersoon wordt benoemd door de algemene ledenvergadering op voordracht van het bestuur.

Voor de vertrouwenspersoon wordt gebruik gemaakt van de vertrouwenspersoon van het NOC*NSF.

Taken van de vertrouwenscontactpersoon zijn:

  1. 1e opvang melding ongewenst gedrag;
  2. inschakelen of verwijzen naar de vertrouwenspersoon;
  3. bemiddelen en zoeken naar oplossingen, behalve in zaken van seksuele intimidatie; deze worden direct doorgespeeld naar de vertrouwenspersoon;
  4. de vertrouwenscontactpersoon neemt bij zijn werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. De vertrouwenscontactpersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in die hoedanigheid verneemt. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als vertrouwenscontactpersoon heeft beëindigd;
  5. advies geven aan de vereniging welke stappen moeten worden gezet;
  6. initiatieven nemen ter preventie (o.a. bij seksuele intimidatie);
  7. jaarlijks verslag doen van de verrichte werkzaamheden.

Taken van de vertrouwenspersoon zijn onder meer:

  • verstrekken van voorlichting over ongewenst gedrag;
  • zorgen voor een adequate opvang van degene die klachten heeft over ongewenst gedrag;
  • zorgen voor vertrouwelijke behandeling van gegevens;
  • zoeken naar een informele oplossing;
  • terzijde staan van de klager bij het indienen van een formele klacht;
  • adviseren van het bestuur over te nemen maatregelen.

De vertrouwenspersoon is met inachtneming van de nodige vertrouwelijkheid bevoegd de beklaagde of andere betrokkenen te horen en informatie in te winnen, voor zover dit voor de uitvoering van de taken noodzakelijk is. De vertrouwenspersoon is bevoegd om, indien hij dit voor de uitoefening van zijn werkzaamheden nodig acht, advies in te winnen bij deskundigen. Voor zover daaraan kosten zijn verbonden, is voorafgaande toestemming vereist van het bestuur. De vertrouwenspersoon is geen lid van het bestuur en bekleedt geen actieve kaderfunctie binnen de vereniging. Alleen het bestuur is bevoegd tot het nemen van maatregelen.

Procedure melding

N.B. In het navolgende wordt uitgegaan van een klacht over seksuele intimidatie. Betreft de klacht pestgedrag dan dient voor vertrouwenspersoon vertrouwenscontactpersoon te worden gelezen. 

Als een melder slechts of eerst advies wil inwinnen over een voorval of een reeks van (mogelijk) ongewenste gedragingen, kan contact worden gezocht met de vertrouwenspersoon. Bij meldingen bij anderen wordt zo nodig doorverwezen naar de vertrouwenspersoon.

De vertrouwenspersoon hoort de melding aan en tracht een passend advies te geven. Zo nodig kan ook een afspraak worden gemaakt met de beklaagde. Zo nodig kan na verloop van tijd een afspraak worden gemaakt om te bespreken of de situatie naar wens kon worden opgelost. Indien noodzakelijk wordt het advies gegeven een schriftelijke melding te doen. De vertrouwenspersoon zal alle informatie die hij heeft verkregen strikt geheim houden en niet aan derden ter beschikking stellen, behoudens voor zover die informatie aan derden bekend moet worden gemaakt uit hoofde van dit protocol, een gerechtelijke uitspraak of een wettelijke verplichting. Een vertrouwenspersoon is er voor klager én beklaagde. Beiden moeten hun verhaal kwijt kunnen zonder de angst te hebben dat dit bij een mogelijk verder onderzoek tegen hen kan worden gebruikt.

Een lid dat meent het slachtoffer te zijn van ongewenst gedrag kan hiervan schriftelijk melding maken. De schriftelijke melding wordt gericht aan het bestuur.

Procedure vanaf een melding (in geval van seksuele intimidatie)

Een melding kan direct aan het bestuur worden gericht of via de vertrouwenscontactpersoon. Het bestuur handelt in samenwerking met de vertrouwenspersoon een melding af.

  1. De activiteiten van het bestuur worden per casus vastgelegd in een logboek.
  2. De vertrouwenspersoon zal na de melding door de vertrouwenscontactpersoon contact opnemen met het vermeende slachtoffer. Indien het slachtoffer minderjarig is, voert de vertrouwenspersoon het gesprek altijd met medeweten van of in het bijzijn van ten minste één van de ouders/wettelijke vertegenwoordigers, tenzij deze zelf beklaagde is.
  3. De vertrouwenspersoon zal het slachtoffer en/of diens ouders/wettelijke vertegenwoordigers, indien gewenst, voorzien van adresgegevens van mogelijk te consulteren instellingen. De vertrouwenspersoon zal zo nodig de aanbeveling doen om aangifte te doen bij de politie.
  4. De vertrouwenspersoon maakt aantekeningen van het gesprek en laat deze verifiëren en zo nodig aanvullen door het slachtoffer en, indien minderjarig, ook door een ouder/wettelijke vertegenwoordiger. Doel hiervan is misverstanden te voorkomen en eventuele afspraken vast te leggen.
  5. De vertrouwenspersoon informeert de beklaagde over de melding en vraagt hem/haar hierop te reageren. Indien wenselijk voert de vertrouwenspersoon, na de melding een nader gesprek met de beklaagde. Indien de beklaagde minderjarig is vindt het gesprek plaats samen met één van de ouders/wettelijke vertegenwoordigers van de beklaagde.
  6. De vertrouwenspersoon bespreekt met de beklaagde de stappen die mogelijk kunnen worden ondernomen.
  7. De vertrouwenspersoon maakt aantekeningen van het gesprek en laat deze verifiëren en zo nodig aanvullen door de beklaagde en, indien minderjarig, ook door een ouder/wettelijke vertegenwoordiger. Doel hiervan is misverstanden te voorkomen en mogelijke afspraken vast te leggen.
  8. Informatie over een casus wordt gedurende de adviesfase bewaard in het archief van de vertrouwenspersoon.
  9. Op basis van de verzamelde informatie brengt de vertrouwenspersoon een advies uit aan het bestuur, waarbij alle documentatie door de vertrouwenspersoon aan de secretaris van het bestuur wordt overgedragen.
  10. 10.De vertrouwenspersoon zal de documentatie evenals alle informatie die hij heeft verkregen (behalve voor de direct betrokkenen) strikt geheim houden en niet aan derden ter beschikking stellen, behoudens voor zover die documentatie en informatie aan derden bekend moet worden gemaakt uit hoofde van dit protocol, een gerechtelijke uitspraak of een wettelijke verplichting.
  11. 11.Indien externe communicatie gewenst of gevraagd wordt, zal deze worden verzorgd door een lid van het bestuur.

Wie kan een melding doen?

Iedereen kan een melding doen. Daarvoor hoef je niet klager of beklaagde te zijn.

Meldpunt

Een klager/beklaagde kan zich melden bij:

  • Vertrouwenscontactpersoon: voornaam, achternaam, telefoonnummer.
  • Vertrouwenspersoon: telefoonnummer via vertrouwenscontactpersoon.

Besluitvorming

Besluitvorming vindt plaats door het bestuur op basis van het advies van de vertrouwenspersoon, of op basis van een rechterlijke uitspraak. Zo nodig wordt de Tuchtcommissie van de JBN geraadpleegd en/of ingeschakeld.

Persoonsgegevens

Nadat het bestuur een besluit heeft genomen, zal het bestuur alle documentatie onderbrengen in een voor derden ontoegankelijk archief. Dit gebeurt uitsluitend door het bestuur of een daartoe door het bestuur gemandateerde persoon. Het doel van deze verwerking is het beschikbaar blijven van de gegevens, zodat kan worden voorkomen dat een mogelijke schuldige zich gedurende de periode dat hij van het lidmaatschap mocht zijn uitgesloten, opnieuw als lid wordt geaccepteerd.

Kader

Dit protocol moet in verband worden gezien met:

  • Wetboek van Strafrecht
  • Tuchtrecht JBN
  • Gedragsregels ter preventie van seksuele intimidatie
  • Algemene voorwaarden Judo010 (inclusief Privacyverklaring Judo010)

Klagers kunnen zich indien gewenst ook direct tot andere instanties wenden. Dit protocol geldt voor gebeurtenissen, die zich binnen dan wel buiten reguliere activiteiten als ook bij incidentele evenementen voor hebben gedaan.

Organisaties

Voor hulp/opvang/begeleiding van minderjarigen (en ouders/wettelijke vertegenwoordigers) kan men zich indien gewenst autonoom wenden tot:

  • Het NOC*NSF meldpunt seksuele intimidatie; dit meldpunt is dag en nacht bereikbaar, ook in het weekend en op feestdagen; het nummer is 0900‐2025590.
  • Bureaus voor algemeen maatschappelijk werk
  • Bureaus voor slachtofferhulp
  • De huisarts van de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van een minderjarige
  • De Geestelijke Gezondheidszorg (meestal alleen op verwijzing van de huisarts)
  • Advies & Meldpunt Kindermishandeling (AMK); elke provincie en grootstedelijke regio heeft een eigen Advies‐ en Meldpunt Kindermishandeling, allen bereikbaar via het landelijke telefoonnummer: 0900‐1231230.

Het NOC*NSF meldpunt seksuele intimidatie in de sport is dag en nacht bereikbaar, ook in het weekend en op feestdagen. Het nummer is 0900 ‐ 202 55 90 (0,10 euro per minuut).

Gedragsregels ter preventie van (seksuele) intimidatie

De 11 gedragsregels ter preventie van (seksuele) intimidatie in de (judo)sport

  1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt (om te bewegen).De sporter moet als mens worden gerespecteerd.
    Er mag geen onderscheid worden gemaakt naar of nadruk worden gelegd op godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid, culturele achtergrond, leeftijd, lichamelijke kenmerken of burgerlijke staat. Dat betekent dat de sporter zich zowel tijdens het sporten maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld in de kleedruimtes, veilig moet voelen en het gevoel moet hebben dat hij zich – letterlijk – vrij kan bewegen.
  2. De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast, én verder in het privéleven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel.
    Hierbij gaat het erom dat de begeleider niet onnodig binnendringt in het privéleven van de sporter, bijvoorbeeld door er vragen over te stellen, afspraken te maken, contact op te nemen enzovoort.
  3. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van (seksueel) (machts)misbruik of (seksuele) intimidatie tegenover de sporter. De begeleider mag zijn specifieke situatie en relatie niet gebruiken voor doeleinden ten eigen nutte die in strijd zijn met zijn verantwoordelijkheid voor de sporter of die de grenzen van de relatie overschrijden.
    Grensoverschrijdend kan bijvoorbeeld zijn:
    – bevrediging van eigen seksuele en/of agressieve verlangens;
    – een seksueel/erotisch geladen sfeer scheppen;
    – de sporter op een niet-functionele wijze bekijken, waarbij de ogen gericht zijn op de geslachtskenmerken;
    – met seksueel gedrag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van de sporter;
    – vormen van aanranding;
    – exhibitioneren.
    In de (professionele) relatie met de sporter kunnen bij beide gevoelens ontstaan die zich niet verhouden met de relatie tot het trainen, begeleiden en dergelijke. Deze gevoelens kunnen bijvoorbeeld zijn: verliefdheid, afkeer of agressie. Beide partijen moeten alert zijn op deze gevoelens. De begeleider moet – zelfs als de sporter dat verlangt of daartoe uitnodigt – dan ook niet metterdaad ingaan op seksuele en/of al dan niet agressieve toenaderingspogingen, dan wel dergelijke toenaderingspogingen zelf ondernemen. Seksuele handelingen en (geforceerde) seksuele relaties tussen begeleider en sporter worden zeer sterk afgeraden. Door partijen moeten zo snel mogelijk maatregelen worden genomen om te voorkomen dat deze ‘relatie’ zich in welke vorm dan ook ontwikkelt. Hierbij kan gedacht worden aan verbreking van één van de twee verhoudingen: de seksuele relatie of de begeleidingsrelatie.
  4. Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de begeleider en de jeugdige sporter tot zestien jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.
    Tussen volwassenen en jeugdigen is sprake van een natuurlijk overwicht. Het natuurlijke overwicht van de ‘dader’ en angst voor de gevolgen maken het vele malen moeilijker om hem ‘lik op stuk’ te geven bij ongewenst gedrag. Al dan niet jeugdige sporters die op het moment zelf wel positief staan tegenover seksueel contact, bijvoorbeeld omdat zij verliefd zijn op de begeleider, realiseren zich vaak pas achteraf dat bij het gebeurde vele vraagtekens zijn te plaatsen. Veelal blijkt dan dat hun eventuele instemming op dat moment niet ‘echt’ was.
  5. De begeleider mag de sporter niet op een zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of de begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten. Uitgangspunt is dat de sporter het als seksueel intimiderend ervaart.
    Dit kan bijvoorbeeld zijn:
    – bij begroeten of afscheid nemen te lang de hand vasthouden;
    – iemand naar je toe trekken om te kussen;
    – zich tegen de sporter aandrukken;
    – andere ongewenste aanrakingen.
    De begeleider dient ervoor te zorgen dat daar waar lichamelijk contact noodzakelijk en functioneel is voor de sportbeoefening, dit contact of deze aanrakingen nooit verkeerd
    – in de zin van seksueel intimiderend – kan worden geïnterpreteerd.
  6. De begeleider onthoudt zich van (seksueel getinte) verbale intimiteiten.
    Hierbij kan worden gedacht aan:
    – seksueel getinte opmerkingen en insinuaties, zoals grove taal en schuine moppen, onder het mom van ‘dat moet kunnen’;
    – het stellen van niet-functionele vragen – vaak onnodig in detail – over het seksleven van de sporter, bijvoorbeeld over masturbatie, frequentie en vormen van vrijen.
  7. De begeleider zal tijdens training(stages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter en de ruimten waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleedkamer en de hotelkamer.
    Gereserveerd en met respect omgaan met de sporter betekent bijvoorbeeld dat:
    – de begeleider en de sporter bij voorkeur niet met z’n tweeën op reis gaan, maar met bijvoorbeeld een extra begeleider of meerdere sporters;
    – de begeleider en sporter in ieder geval niet op één kamer slapen;
    – de sporter bij voorkeur niet alleen thuis bij de begeleider wordt ontvangen.Gereserveerd en met respect omgaan met de ruimtes waarin de sporter zich kan bevinden, betekent dat de sporter zich daar veilig moet voelen, zijn privacy gewaarborgd is en sociale controle niet is uitgesloten. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan:
    – niet zonder aankondiging de kleedkamer of de hotelkamer betreden;
    – de deur open laten staan na het binnentreden, tenzij duidelijk is dat beiden behoefte hebben aan een zekere privacy;
    – gesprekken dan wel overleg met de sporter niet in de kleedkamer of de hotelkamer houden, maar in een niet-intieme ruimte.
    Een uitzondering wordt uiteraard gemaakt voor het coachen tijdens wedstrijden; dan is het veelal noodzakelijk zich ergens rustig terug te trekken.
  8. De begeleider heeft de plicht de sporter te beschermen tegen schade en (macht)misbruik als gevolg van (seksuele) intimidatie.
    Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen.
    Binnen zijn mogelijkheden heeft de begeleider de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van de sporter. De begeleider zal de daarvoor redelijke en noodzakelijke maatregelen moeten nemen ter voorkoming van lichamelijke en geestelijke schade en misbruik, veroorzaakt door seksuele intimidatie.
    De begeleider zal moeten samenwerken met bijvoorbeeld jeugdconsulenten, vertrouwenspersonen of ouders of hen van informatie voorzien. De begeleider zal feiten van vertrouwelijke aard, aan hem toevertrouwd, te allen tijde dienen te respecteren. Er zullen slechts mededelingen aan derden worden gedaan – indien enigszins mogelijk in overleg met de sporter – wanneer de begeleider ervan overtuigd is dat de belangen van de sporter of zijn omgeving hiermee zullen zijn gediend.
  9. De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen.
    De begeleider aanvaardt ook geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding staan tot de gebruikelijke dan wel afgesproken honorering Door vergoedingen dreigen de objectiviteit van het handelen en de onafhankelijke positie van de begeleider dan wel de sporter in het gedrang te komen. Hierdoor kan een voedingsbodem ontstaan voor seksuele intimidatie en seksueel misbruik.
  10. 10.De begeleider zal er actief op toezien dat deze regels door iedereen die betrokken is bij de sporter worden nageleefd.
    Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels zal hij de betreffende persoon daarop aanspreken. De begeleider heeft een voorbeeldfunctie. Hij zal maatregelen moeten nemen op het moment dat hij grensoverschrijdend gedrag constateert. In eerste instantie dient hij de betreffende persoon erop aan te spreken. In tweede instantie het bevoegde gezag, dat wil zeggen het bestuur van een sportvereniging of sportbond of de directie daarvan. De sporter zal ook geholpen moeten worden. De begeleider kan hem bijvoorbeeld verwijzen naar een vertrouwenspersoon of hem helpen een klacht in te dienen.
  11. 11.In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen.
    Dit betekent dat de begeleider ook alert moet zijn op gedragingen die niet direct (seksueel) intimiderend zijn, maar wel als grensoverschrijdend worden ervaren. Ook in dit geval dienen door hem passende maatregelen te worden genomen, zoals het aanspreken van de betreffende persoon.